De algemene gedachte is dat bij jongverliefden na enige tijd (een jaar of twee) de vlinders in de buik verdwijnen. De verliefdheid gaat over en de liefde verdwijnt. Maar nu – zo blijkt uit een onderzoek – schijnt echte liefde toch te bestaan. We schijnen ten minste, als we verliefd zijn, een goedje aan te maken dat in onze hersenen vrij komt. En wat blijkt uit dat onderzoek: ook bij sommige stellen die 20 jaar samen zijn, komt dat goedje nog steeds vrij.
Nu, dat echte liefde bestaat, daarvoor heb ik geen onderzoek nodig. Dat ervaar ik – na 28 jaar getrouwd te zijn – nog elke dag, of er nu wel of geen goedje wordt aangemaakt. Heb je even pech dat je hersenen even geen goedje aanmaken als je je vrouw een keer lief aankijkt. Dan moet je wel gelijk in de put gaan zitten, want de liefde is verdwenen. Kun je haar gelijk inruilen voor een ander. Tenminste, zo denkt de doorsnee Nederlander kennelijk, als we naar het percentage echtscheidingen en partnerwisselingen kijken.
Fundament
Nu wil ik geen twijfel strooien over het onderzoek. Ik neem aan dat zoiets serieus gebeurt, alleen al op die gedachte komen zou mijns inziens voldoende zijn om voorgedragen te worden voor de Nobelprijs voor de geneeskunde. Zouden we in de toekomst dat goedje ook kunstmatig kunnen produceren en in de vorm van vitaminen of iets dergelijks kunnen gaan toedienen. Wat zou het huwelijk dan paradijselijk worden, nietwaar soms? Of … zou echte liefde in een relatie toch een wat ander fundament hebben?
Dat echte liefde bestaat, lijdt bij mij geen enkele twijfel. Zij komt voort uit een opofferingsgezindheid van zowel de man als de vrouw. Zoals bij de huwelijksinzegening wordt gezegd: trouw in voor- en tegenspoed. Wie vanaf dag één daar bewust aan werkt, doelgericht aan het werk is om alles wat die trouw wil bederven, uit te roeien met wortel en tak, die ervaart echte liefde. Wat zou de wereld er totaal anders uitzien als deze liefde floreerde.