Twee rechters in Nederland hebben recht gesproken, maar de uitkomst is zo haaks op elkaar als het maar haaks kan zijn. De ene rechter zegt dat het woord “homo” geen scheldwoord is. Oom agent moet er maar tegen kunnen dat ze dat tegen hem zeggen. De andere rechter vindt het wel een scheldwoord. Tja, wat is nu recht?
Tot de kern van de zaak komen deze hooggeleerde heren niet. Kennelijk is de afweging of een woord wel of niet door de beugel kan, of artikel zoveel van het Wetboek van Strafrecht is overtreden, maar niet of je überhaupt zou mogen schelden, met je woorden anderen krenken, bewust iemand pijn doen. Dat mag dus, alleen je moet je woordkeuze wat voorzichtiger bepalen, althans volgens de ene rechter. En dat wordt nu “recht” genoemd. Ik noem het “krom”.
In de menselijke natuur zit blijkbaar een stof die – zodra iemand een keer niet zijn zin krijgt, of terechtgewezen wordt – als een explosie uit de mond ploft, anders gezegd: in een ongecontroleerde vorm komen woorden tevoorschijn met enkel het doel anderen te kwetsen, om zo je gram te halen voor wat je niet voor elkaar krijgt. Alsof dat de oplossing van de kwestie is.
Woorden kunnen als messen zo scherp zijn. De Bijbel noemt de tong een “vuur” dat een bosbrand kan veroorzaken. Dus een kleine vlam die grote gevolgen heeft. Hoe verstandig zou het zijn als ouders hun kinderen leren voorzichtig om te gaan met dit “vuur”, zodat niet bij een klein probleempje gelijk alles in de hens staat en een rechter een oordeel moet uitspreken over wat over de lippen is gegaan. Een schone taak, zeker!